Herman Aalders is architect. Al zijn tijd, geld en energie steekt hij in de verbouwing van zijn eigen huis, een statig, 17de eeuws pand dat ligt aan een van de rafelranden van het centrum van Amsterdam. Dit huis moet zijn magnum opus worden. Behalve dat het huis zijn architecturale onderzoekslaboratorium is, is het een vrijplaats waar hij zijn eigen vormentaal kan ontwikkelen. Jarenlang werkt hij zo aan de vervolmaking van dit zelfportret van zijn ziel. Zijn nalatenschap.

 

Carlo is een man die het leven ten volle leeft. Als een boei ontvangt hij juichend iedere golf. Als Herman Carlo binnenlaat in zijn leven en huis, komen liefde en werk samen. Vooral de eerste jaren levert dat synergie op. Carlo gaat Rechten studeren en Herman begint zijn eigen architectenbureau. Maar wanneer Carlo zijn studie heeft afgerond, neemt hij zijn oude passie reizen weer op en komt de relatie onder druk te staan. Na een misstap van Herman verwordt het huis tot hun strijdperk.

Hetty Berger is mediator. Omdat Herman en Carlo niet in staat zijn hun scheiding zelf te regelen, schakelen ze haar in om te bemiddelen. Vertegenwoordigt het huis voor Carlo bovenal een geldelijke waarde, Herman beschouwt het huis als zijn moreel en emotioneel eigendom. De gesprekken bij Hetty vormen de rode draad in deze roman. Om te voorkomen dat het huis in tweeen gedeeld moet worden, hoopt Herman van Hetty op een Salomonsoordeel. Maar in plaats van dat er naar een oplossing toegewerkt wordt waarbij Hermans schepping behouden kan blijven, komen de partijen steeds verder uit elkaar te staan. 

 

Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Herman Aalders, de ik-persoon in deze roman. We komen hem tegen in de gesprekken op het kantoor van Hetty, maar we leren hem ook in retrospectief kennen aan de hand van een aantal terugblikken waarin hij zijn jeugd, zijn studietijd en zijn coming-out overdenkt. Deze laten zich lezen als een kleine geschiedenis van de tweede helft van de vorige eeuw, doorspekt met nu weer korzelige dan weer luchthartige en geestige maatschappij kritiek, verpakt in beschouwingen over de gebouwde omgeving. De terugblikken zijn gecentreerd rond de huizen die in Hermans leven een grote rol hebben gespeeld: zijn geboortehuis in het Den Haag van de jaren '70 en het huis van een vriendje van school; het vakantiehuis van het gezin in Overijssel; zijn appartement op de Wallen en natuurlijk het monumentale pand in het centrum van Amsterdam. En net dat laatste begint door alle bouwwerkzaamheden in de buurt te verzakken. Dat wat een stenen monument voor hemzelf had moeten zijn, blijkt even vergankelijk als de liefde en keert langzaam terug tot stof.